Geschiedenis
De Sint-Pieterskapel wordt in het midden van de 13e eeuw opgetrokken, maar verkeert midden 19e eeuw door verwaarlozing in een zeer erbarmelijke staat en afbraak dringt zich op. Ook is ze voor het aantal parochianen te klein geworden en de kerkfabriek wil ze door een grotere gebedsplaats vervangen. Uiteenlopende visies op het al dan niet afbreken van de kapel doet de toestand meer dan 50 jaar aanslepen. Uiteindelijk wordt het gebouw behouden en gerestaureerd.
Na de gevechten in oostelijk Brabant besluit de stad Tienen om de Belgische gesneuvelden in de kapel bij te zetten. De stedelijke ontgravingsdienst legt onder leiding van Léonard Reynaerts, een Rode-Kruisvrijwilliger, 145 gesneuvelden in het gebouw te rusten. De meesten van hen behoren tot het 22e linieregiment dat op 18 augustus 1914 zware verliezen heeft geleden. De toenmalige bevelhebber van het regiment, kolonel Guffens, wordt in 1943 op zijn vraag tussen zijn soldaten begraven. Na de oorlog worden sommige gesneuvelden naar hun vroegere woonplaats overgebracht. Anderen doden krijgen dan weer een graf in de kapel, wat het huidige aantal graven op 143 brengt.
Door haar uitzonderlijke karakter behoort de necropool tot één van de meest indrukwekkende begraafplaatsen van België. Ze valt niet onder het toezicht van de dienst Oorlogsgraven, maar werd en wordt nog steeds door de stad Tienen onderhouden.
Slachtoffers
143 Eerste Wereldoorlog
Beschrijving
Op 18 augustus 1928 volgt na een zes jaar durende restauratie van de kerk de officiële inhuldiging van de begraafplaats. De graven, uitgevoerd in witte steen, zijn sober en identiek voor alle rangen. De platte zerken zijn verfraaid met een Belgische helm en een eikenbladmotief. Het licht dat gedempt door de glasramen valt, roept in de kapel een bijzondere sfeer op.